De Zwarte Piet-discussie die de afgelopen twee jaar in Nederland werd uitgevochten, mondde soms uit in een ware media-oorlog. Zowel het pro- als anti-kamp hanteerde in hun propaganda eigen thema’s. Een geliefd thema was de ‘blik over de grens’, om hier vervolgens een voor het eigen standpunt nuttige conclusie te destilleren. In het anti-kamp keek men dan vooral rond in Anglo-Amerikaanse landen, waar Zwarte Piet onvermijdelijk voor een ‘black minstrel‘ werd aangezien.1 Een praktijk die in de VS en Engeland al lang not-done is, vanwege het racistische karakter. Het pro-kamp keek dan weer liever naar landen waar Zwarte Piet een bekend verschijnsel is. Zo ging men naar Vlaanderen, of Curaçao, om organisatoren of lokale Zwarte Piet-acteurs te vragen of ze er een probleem in zagen.2
De titel van het Eén Vandaag-item Amper Zwarte Pieten-discussie op Curaçao is op zijn zachts gezegd suggestief, zeker gelet op de blauwe, gele en paarse pieten die gedurende het item haast ongemerkt door het beeld schuiven. Maar vooral omdat de discussie al in de periode 1965-1972 op een veel fundamenteler niveau werd gevoerd en veel ingrijpender veranderingen van het sinterklaas-feest tot gevolg had. Die Zwarte Piet-discussie kan echter niet los gezien worden van de politieke en economische omstandigheden op Curaçao en vooral met de revolte van 30 mei 1969, ook wel Trinta di mei genoemd.
Curaçao, slavenhandel en Shell
In 1634 werd Curaçao door de Republiek der Verenigde Provinciën ingenomen. Voor plantages was het eiland niet geschikt. Maar door de locatie en de natuurlijke mogelijkheid voor een diepzee-haven groeide het eiland al snel uit tot het centrum van de Nederlandse West-Indische handel. Willemstad werd stapelplaats voor allerlei producten, zoals suiker en tabak, maar ook voor de slavenhandel was Curaçao van belang. Van hieruit werden de geslaafde Afrikanen verdeeld over de Nederlandse, maar soms ook Spaanse of Franse koloniën.
Na de afschaffing van de slavernij veranderde er veel in de Nederlandse Caribische koloniën. De Antillen werden in de 19e eeuw vanuit Suriname bestuurd. Na het verdwijnen van de slavernij was het belang van Curaçao niet groot genoeg voor Nederland om er veel bestuurlijke energie in te steken.
Economisch gezien was het eiland in het slop geraakt, totdat de kansen begin 20e eeuw keerden. Met de opkomst van de olie-industrie, en de exploitatie van olievelden in Venezuela, werd de diepe vaargeul in de haven van Willemstad weer interessant. In Venezuela was geen geschikte zeehaven en dus moesten kleine boten de olie eerst naar Curaçao vervoeren om van daaruit internationaal verscheept te worden. Shell zag al snel in dat de raffinaderijen dan ook beter op Curaçao gebouwd konden worden. Het eiland werd een magneet voor arbeidskrachten uit de hele regio, omdat er werk was en omdat de lonen er beter waren dan elders.3
Curaçao in de jaren zestig
Na 1945 verminderde de vraag naar olie. Ook werd de vraag naar olieproducten zoals smeerolie en asfalt belangrijker, maar daarvoor bezat Curaçao niet de geschikte installaties. Shell besloot die elders uit te bouwen en dus werden de raffinaderijen op Curaçao dubbel geraakt. Vanaf 1952 raakten steeds meer arbeiders hun baan kwijt. Het aantal van 12.000 arbeiders halveerde binnen zes jaar tijd. De lonen daalden snel en sociale voorwaarden werden teruggeschroefd.
Juist onder deze omstandigheden kreeg Curaçao in 1954 meer autonomie. De economische meerjarenplannen pakten dan ook niet goed uit. En ook politiek gezien was de gang van zaken problematisch. De onder de zwarte bevolking populaire NVP, werd meestal buiten de politieke macht gehouden door slimme coalities van de liberale DP. Met de groeiende sociale kloof moest deze tegenstelling wel tot problemen leiden.4
Trinta di mei
Nederlandse Mariniers ondersteunen de politie.Op 30 mei 1969 is het zo ver. In de dagen voor de 30e breekt er een staking uit bij een Shell-raffinaderij die volledig uit de hand loopt. Al snel vliegen auto’s in de brand, vernielingen volgen en een deel van het oude centrum brand volledig uit. De politie krijgt bijstand van mariniers die met scherp schieten. Er vallen twee doden en bij de tientallen gewonden is vakbondsleider ‘Papa’ Godett, die het schot in zijn rug overleeft.
Naast de politieke en economische achtergronden is er een ander belangrijk element in de uitbarsting op 30 mei. Er werd veel te weinig rekening was gehouden met de belangen van de Afro-Caraïbische belangen. Mede hierdoor speelt het weekblad Vitó in de aanloop naar de rellen een cruciale rol. Het blad bestond al sinds begin jaren zestig, maar werd pas echt een groot succes toen Stanley Brown hoofdredacteur werd. Hij liet het blad op straat uitventen en schakelde over van Nederlands naar Papiamento als voertaal. Brown vliegt na de rellen de bak in omdat hem verweten wordt in Vitó opruiende stukken geschreven te hebben, die geleid hadden tot de rellen. Hij zit eind 1969 nog in de gevangenis als hij gekozen wordt als statenlid.5
1969
Opvallend is dat twee belangrijke pionnen in de gebeurtenissen in mei 1969, naast Stanley Brown geldt dit ook voor vakbondsman Ewald Ong-a-Kwie, beiden zeer kritisch zijn op de figuur van Zwarte Piet. Ong-a-Kwie had zich al in 1965 kritisch hierover uitgelaten. Stanley Brown zou dat in 1969 ook doen. Hij vond het Sinterklaas-feest sowieso een Nederlands-koloniaal gegeven dat wat hem betreft door iets vervangen zou moeten worden dat echt uit de Antilliaanse cultuur kwam. Zijn voorstel was om Kompa Nanzi op 5 december cadeaus aan de kinderen te laten uitdelen. Dit was een spin, met een listig karakter, uit bekende Antilliaanse volksverhalen die zijn oorsprong in Ghana vindt. Daarnaast wees ook Brown op de rassendiscriminatie, die uitgaat van de verhouding tussen Sinterklaas en Zwarte Piet.6
Dat het Sinterklaas-feest juist ter discussie stond in het jaar van de meest schokkende staking en rellen uit de geschiedenis van Curaçao is niet toevallig. De verhouding tussen Sint en Piet symboliseerde voor velen die tussen de Creoolse bevolking en de Nederlandse kolonisator. En in de politiek tussen de populaire volkspartij NVP en de elitaire, Nederlandsgezinde DP. Omdat de Caribische eilanden zichzelf aan de door Nederlanders opgedrongen cultuur probeerde te ontworstelen, betekende dit automatisch dat ook het Sinterklaasfeest onder vuur kwam te liggen. Willem Frederik Hermans, die in januari 1969 een bezoek bracht aan Curaçao, schrijft hierover: “Je kunt niet met een negerschrijver in contact komen, of, na enige momenten conversatie doet hij je de bekentenis dat hij een essay over Sinterklaas en Zwarte Piet geschreven heeft.”7
1965
De Zwarte Piet-discussie begint op de Antillen al in 1965. In de aanloop naar de intocht van dat jaar verschijnt er een kritisch stuk in Contact, een blad voor het onderwijs op de Antillen. Onderwijzers spreken zich hierin uit over het Sinterklaasfeest en vinden met name dat de rol van Zwarte Piet niet langer houdbaar is. De krant Amigoe di Curacao bericht op 18 november over de vieringen op Aruba, aangezien in Oranjestad de officiële intocht plaats zal vinden. Op Aruba geven slechts 3 scholen gehoor aan de oproep om het sinterklaas-feest op hun school niet te vieren. Al snel worden deze scholen ervan beschuldigd dit alleen te doen om zo minder werk te hebben.8 Deze beschuldiging wordt twee dagen later in de krant door de onderwijzers in kwestie met klem weersproken. Zij stellen de oprechte overtuiging te hebben dat de figuur van Zwarte Piet opvoedkundig voor de jeugd niet langer verantwoord is.9 Ramphal Ferrol meldt op 2 december dat er veel discussie is geweest tussen voor-en tegenstanders en dat uiteindelijk besloten is per school een stemming te houden. Hij wijst er verder op dat veel Antillianen zich om dit soort kwesties nog weinig bekommeren uit onwetendheid. De eigen Antilliaanse geschiedenis is nog maar zeer recent in het onderwijs opgenomen.10
Ook al heeft men niet alle scholen meegekregen, de discussie werd in deze periode in het publieke domein uitvoerig gevoerd. Amigoe di Curaçao publiceert wekelijks ingezonden stukken van voor- en tegenstanders. Een week later schrijft vakbondsman Ewald Ong-a-Kwie, naar aanleiding van de intocht dat het “sinterklaas-gedoe” rustig discriminatie genoemd mag worden. ”Bewust of onbewust helpen wij mee onze kinderen een minderwaardigheidscomplex bij te brengen”. Hij stoort zich er aan dat de Zwarte de boeman is die kinderen schrik aan jaagt, terwijl de blanke Sinterklaas de goedheid symboliseert. “Laten wij alvast beginnen met dit restje discriminatie, welke door onze vroegere heersers van kinds af aan ons werd opgedrongen, te verwijderen. Dan zullen onze kinderen opgroeien met meer waardering voor hun ras en zichzelf.”11
De discussie dringt ook door tot de eilandraadsvergadering. Hier staat de aanschaf van nieuwe kleding voor de officiële Sinterklaasintocht op de agenda. De heer Bloemdal kan zich niet vinden in de aanschaf vanwege financiële overwegingen, maar stelt tijdens de vergadering ook het discriminerende karakter van het feest ter discussie. Hij meent op grond van de vele ingezonden brieven in de krant, dat “de jarenlange opgekropte achteruitstelling van Zwarte Piet naar voren komt, die wij niet langer kunnen dulden.” “Zelf heb ik niets tegen Sinterklaas, maar waarom moet er een Zwarte Piet zijn en geen witte Piet? Hiertegen zou niemand bezwaren hebben.”12
Naast enkele scholen die in 1965 geen sinterklaasfeest vieren, zouden er het volgende jaar ook scholen komen die het feest aanpasten. Zo had de Pieter Boerschool op Aruba in 1966 een sinterklaas-feest met een zwarte Sinterklaas en een witte Piet.13
1969
In 1969 laait het debat ook in de media weer op als het onderwerp in het TV-programma Confrontashon op TeleCuracao besproken wordt.14 Een anonieme briefschrijfster stelt een paar dagen later dat op het moment van viering niemand aan discriminatie denkt: “Ze zien op dat moment alleen de Sint als heilig man en Piet als boeman. Maar later als je groter bent dan ga je jezelf afvragen: waarom is Sint blank en Piet zwart? Je gaat direct denken aan de tijd van de slavernij.” Ze haalt haar dochtertje van vier jaar aan die vroeg: „Mama waarom is Sint blank en Piet zwart? Eigenlijk moest ik haar antwoorden: “Om stoute kinderen bang te maken”.”15 Ook nu bemoeit de politiek zich weer met de strijd tegen Sinterklaas. Amigoe di Curaçao meldt dat in “het Bovenwindse vakbondsorgaan de Labour spokesman zijn positie heeft ingenomen. [..] De komst van Sinterklaas is [..] verwarrend voor de kinderen, omdat de rassenkwestie er door aan de orde gesteld wordt met zijn Zwarte Piet. Deze toont de schooljeugd een zeer armoedig beeld van de kleurling.” Hij pleit daarom voor het kiezen voor Santa Claus in plaats van Sinterklaas, zoals ook op Sint Maarten gebruikelijk is.16
1970-1972
De campagne tegen Zwarte Piet was in de jaren vanaf 1965 nog aarzelend, in 1969 werd het snel een succes. Het Algemeen Nederlands Verbond, die altijd de officiële intocht organiseerde, zwichtte voor de druk die door het tijdschrift Vitó succesvol was aangezwengeld. Vanaf 1970 stopte ze met de organisatie. Als reden werd de dreigende boycot van het feest gegeven. Ze verklaarden dat ze de organisatie met plezier wilden oppakken, als hen duidelijk werd dat het door de Antilliaanse bevolking gewenst werd. Dat idee hadden ze op dit moment niet.17
In 1972 komt er toch weer een intocht. Men besluit wel om veranderingen in de officiële intocht door te voeren, die dat jaar zal plaatsvinden op Curacao. De intocht op de Sint Annakaai te Willemstad wordt in de krant aangekondigd met de mededeling dat Sinterklaas dat jaar letterlijk ‘Antilliaans getint’ zal zijn, daarnaast zullen er geen zwarte, maar gewoon Pieten bij de intocht aanwezig zijn. “De commissie die het feest organiseert ervaart het als volkomen onbelangrijk of de assistenten van de Sint nu wit of zwart zijn en waarschijnlijk zal er voor elk wat wils zijn, zoals ook in het dagelijks leven het geval is.” Ze beoordelen het als onbelangrijk, maar door ongeschminkte pieten mee te laten reizen, geven ze wel het signaal af dat Piet er gewoon uit zal zien, in plaats van als stereotype karikatuur. De afstand van het koloniale karakter van het feest wordt extra aangezet door de liedjes ook in het papiamento te zingen. 18
Afsluiting
Hoewel Zwarte Piet na enkele jaren weer geleidelijk terugkeert is het feest onmiskenbaar veranderd. Sint en Piet spreken meestal Papiamento. Ook zijn er liedjes in die taal en worden ze gespeeld op Caraïbische ritmes. Socioloog Aart Broek, die jaren op Curacao woonde, stelt dat het Pariaments het feest Antillianiseerde. In de nasleep van 30 mei 1969 moesten “niet alleen de gouverneur, de premier en de hoofdcommissaris een zo donker mogelijke huidskleur hebben, maar ook Sinterklaas.”19 Tot de arrestatie van Quincy Gario in 2011, zou de Antilliaanse versie van Sinterklaas de kritiek op Zwarte Piet overleven, maar vanaf 2012 is Sinterklaas op Curaçao vergezelt door gekleurde pieten.
- https://www.youtube.com/watch?v=LBLBxb29maw
- http://www.eenvandaag.nl/binnenland/55246/amper_zwarte_pieten_discussie_op_cura_ao
- CROESE, K., Interventie op afspraak, Zutphen, 2012.
- CROESE, K., Interventie op afspraak, Zutphen, 2012.
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Trinta_di_mei, CROESE, K., Interventie op afspraak, Zutphen, 2012.
- Amigoe di Curaçao, 5-12-1970.
- HERMANS, W. F., De laatste resten tropisch Nederland, Amsterdam, 1969, p. 142.
- Amigoe di Curaçao, 18-11-1965.
- Amigoe di Curaçao, 20-11-1965.
- Amigoe di Curaçao, 2-12-1965.
- Amigoe di Curaçao, 22-11-1965.
- Amigoe di Curaçao, 4-12-1965.
- Amigoe di Curaçao, 8-12-1966.
- Amigoe di Curaçao, 26-11-1969.
- Amigoe di Curaçao, 28-11-1969.
- Amigoe di Curaçao, 28-11-1969.
- Amigoe di Curaçao, 5-12-1970.
- Amigoe di Curaçao, 4-11-1972.
- http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/23235_gekleurde_lessen_uit_curacao