Eelco de Boer, Verdwenen beschaving en verborgen boodschappen uit het verre verleden in Nederland, Free Musketiers, 2013.
Dit blog-artikel is mijn tweede recensie van een boek uit de categorie ‘Pseudo-geschiedenis’. In de recensie over Karel de Grote van Henk Feikema gaf ik aan dat een belangrijk thema binnen de pseudogeschiedenis, de ontkenning van het bestaan van een aansprekende historische persoon, is. In dit boek komt een ander geliefd thema aan de orde, namelijk de bewering dat een historisch evenement op een andere locatie heeft plaatsgevonden, dan de historici doorgaans vertellen. En dan liefst in de regio waar de schrijver vandaan komt. Eelco de Boer verdedigt in zijn boek Verdwenen beschaving dat de Illias van Homerus niet in het huidige Turkije gesitueerd moet worden, maar in Zeeland.
Maar allereerst zou ik willen nagaan, wie Eelco de Boer is en met welke achtergrond hij de beweringen doet, die hij doet. In zijn boek vertelt hij niets over opleiding of achtergrond, en op internet is ook niets te vinden. De faceboek-pagina1 vermeld enkel de boeken van Eelco de Boer en geven verwijzingen naar een lezing aan de Erasmus Universiteit. Nu is vanaf het eerste hoofdstuk duidelijk dat de Boer geen formele opleiding heeft, dus dat een universiteit hem uitnodigt voor een lezing is dan ook ondenkbaar. Het gebeurt nogal eens dat men zelf een zaaltje afhuurt voor een lezing binnen een universiteit om vervolgens de illusie te wekken dat de lezing een academische aangelegenheid is. In dit geval bleek een niet-wetenschappelijke medewerker van de universiteit een zaaltje geregeld te hebben.
In de inleiding stelt de Boer dat het boek niet voor zweverige types bedoelt is, maar voor mensen die met beide benen op de grond staan. Een opmerkelijke binnenkomer voor een schrijver die zich vervolgens 160 pagina’s laat gaan in onverantwoorde speculaties en zaken als leylijnen en het Oera Linda boek als onderbouwing aanvoert. Zelf zegt Eelco de Boer:
“De methoden die ik toepas, worden door de huidige wetenschappers mogelijk niet voor vol aangezien. Maar de gevonden zaken zijn zo gek, en het zijn er zo veel die onderling dan ook nog een bijzondere relatie hebben, dat ik dit niet allemaal links wil laten liggen. …<>… En al die feiten op een rij brengen het huidige wereldbeeld aan het wankelen. De wereld is fantastischer dan we willen geloven!”
Ook uit Eelco de Boer al snel het gebruikelijke grenswetenschappelijke wantrouwen richting de gevestigde wetenschap.
“Uit mijn zoektocht blijkt een opvallende constatering: veel wetenschappers hebben kritiek op mensen met een andere mening of opvatting. Het lijkt er sterk op dat juist zij niet willen luisteren naar feiten die hun bevindingen tegenspreken of naar weerleggingen van hun eigen hypotheses.”
Eelco de Boer heeft weinig binding met de geschied-wetenschap, als hij denkt dat hier geen discussie gevoerd wordt door historici met verschillende opvattingen. Het probleem is eerder dat de Boer niet in staat is om zijn eigen gebrek aan wetenschappelijke vaardigheden in te zien.
Maar laten we naar het inhoudelijke gedeelte van het boek gaan. Eelco de Boer geeft aan dat zijn zoektocht begon toen hij op een boek stuitte met de titel Troje lag in Engeland van Ernst Gideon. Deze auteur plaatste Troje in Engeland omdat in zijn opvatting de Engelse situatie beter voldoet aan de beschrijving in de Illias van de zee bij Troje als woest en grauw. De Middellandse zee kent nauwelijks eb en vloed en is eerder blauw te noemen, dan grauw.2
De hypothese dat de illias in West-Europa gezocht moet worden is niet nieuw. Naast Ernst Gideon, was er begin jaren negentig nog een andere schrijver die een dergelijke stelling verdedigde en dat was Iman Wilkens. Deze Nederlandse econoom ging er ook van uit dat Troje in Engeland lag en dat de Trojaanse oorlog tussen Keltische stammen werd uitgevochten. Gideon en Wilkens baseerden zich op hun beurt weer op twee Belgische amateur-historici uit de negentiende eeuw: Theophile Cailleux, die advocaat was en Karel Jozef de Graeve, die als rechter bij de Raad van Vlaanderen ook een juridische achtergrond had. De eerste beperkte zich tot de stelling dat de Illias in de omgeving van Cambridge plaatsvond, waar hij enkele antieke oorlogswallen gevonden zou hebben. De Graeve gaat een stap verder door de bron van de westerse beschaving in Vlaanderen te situeren. In zijn tijd werd het boek nauwelijks verkocht en ook door historici niet serieus genomen. Het werk is door een aantal boeken van Hubert Lampo over dit onderwerp gered van de vergetelheid.
Eelco de Boer is het met de genoemde auteurs eens dat de Illias in west-Europa gesitueerd moet worden. Maar op grond van zijn eigen zoektocht wijst hij Zeeland als mogelijke locatie aan.
Het eerste argument dat hij hiervoor aandraagt is de vergelijking van een aantal namen uit de Illias in Zeeland. Vaak mondt dit uit in gegoochel met letters, totdat de juiste naam uit de bus rolt. Circe, de dochter van Helios, kan volgens de Boer gelezen worden als Zirke of Kirke en dat zou de stam zijn van Zierikzee. Odysseus wordt door Homerus als Ulissy geschreven en via Vlissy, zou dat duiden op Vlissingen. Ten slotte zou de rivier Sticx duiden op het ambacht Soetelincx, als je enkele letters weglaat. Hermes is te vinden, doordat de naam van zijn moeder Maia, zou refereren aan een verdwenen gehucht Maye. Via deze methode van vrij associeren weet de Boer alle sleutelfiguren van de Illias aan Zeeuwse namen te koppelen. 3
Een ander argument geeft de Boer aan de hand van Leylijnen. Hoewel de Boer in de inleiding beloofde dat het niet zweverig zou worden, is een woordje uitleg hier toch niet overbodig. Leylijnen zijn rechte lijnen door het landschap, die belangrijke objecten (zoals menhirs, steencirkels, kerken etc.) met elkaar verbinden. Het zou volgens grenswetenschappelijke auteurs duiden op ‘energiepunten’ die daarmee aantrekkelijk zijn voor het ontstaan van heilige plaatsen.
Eelco de Boer stelt:
“Er blijkt een hele sterke leyline van Stonehenge in Engelenad tot aan Externsteine in Duitsland te liggen….<>… Als je met Google Earth een lijn trekt van Stonehenge naar Externsteine dan blijken veel bekende kerken en plaatsen, waaronder de St. Jan in ‘s-Hertogenbosch, op die lijn te liggen. Al inzoomend zag ik dat de lijn Domburg op een haar na miste. Maar wat ik ook zag, was dat de lijn exact liep over Schuddebeurs en het oude klooster van Sion, dat eens het paleis van Circe geweest moest zijn. Ik stond perplex”.4
De redenatie die volgt komt er op neer, dat als de Zeeuwse plekken, die de Boer met de Illias associeert, op de leylijn ligt van twee zulke belangrijke prehistorische heilige plekken, dan moet het haast wel waar zijn. Walcheren en Noord- en Zuid-Beveland kennen veel aanwijzingen over de vroege Griekse en Germaanse goden, volgens Eelco de Boer. Zeeland zou wel eens een verwijzing kunnen zijn naar de Griekse zeegod, Poseidon.
Een volgend bewijs vindt de Boer in de vondst van diverse sterrenbeelden in het Zeeuwse landschap. Hij verbind verschillende plekken, die hij via naamgeving eerder met de Illias associeerde, met elkaar en schuift en draait ermee totdat hij bepaalde sterrenbeelden ziet verschijnen. Zo vindt hij de Grote Hond en de Leeuw. 5
Dat de zeevolkeren uit de Illias uit Noord-West Europa komen, ontleent de Boer in de eerste plaats aan passages in de bijbel, die er op zouden duiden dat de zeevolken uit het Noorden komen. Een ander volk uit de Bijbelse verhalen, de Chaldeeen, zouden ook één van de zeevolkeren moeten zijn. Via het associeren met namen weet de Boer ook dat volk aan Zeeuwse namen te koppelen. De stad Urkesh (Ur) zou duiden op Goes (Kesh wordt Goes). Seba, één van de nakomelingen van Noach zou dan weer terug te vinden zijn als Sabbinge. 6
In het afsluitende hoofdstuk verdedigt hij het fantastische karakter van de stellingen op de volgende manier.
“Ik heb al vroeg geleerd dat een standpunt niet per sé aan kracht wint als een grote meerderheid erachter staat en dat een kleine minderheid wel eens gelijk kan hebben. Het is me een paar keer overkomen dat ik als eenling tegen de massa moest opboksen terwijl ik wist dat ik gelijk had. …<>… De mogelijkheid bestaat dus dat iemand met een zonderlinge visie over bijvoorbeeld aller-vroegste geschiedenis gelijk zou kunnen hebben. De wetenschap weet het ook niet altijd.”
Eelco de Boer heeft natuurlijk gelijk dat opvattingen die van de consesus afwijken soms een tijdje door één of enkele wetenschappers moeten worden verdedigd, voordat de consensus daarop aangepast wordt. Het verschil is dat zulke eenlingen eerst een grondige studie hebben gemaakt en hun stellingen op vakkundige manier onderbouwen en contextualiseren.
Dat hij naast feitelijk kennis ook historiografisch inzicht mist blijkt uit zijn opmerkingen dat wetenschappers altijd spreken in termen als ‘men vermoed’, ‘men neemt aan’.
“Voor mij is dit duidelijk. Geen tekst die zegt: ‘uit opgravingen is duidelijk gebleken dat….’ of ‘er is geconcludeerd dat….’. Deze zin moet u onhouden, het betekent namelijk niets, feiten zijn er niet.”
Hoewel ik niet weet welke opleiding van Eelco de Boer heeft genoten, gok ik erop dat het een exacte richting is. Zoals vaak het geval is bij auteurs die aan pseudo-geschiedenis doen. Eelco de Boer eist van historici iets dat ze niet kunnen leveren: absolute bewijzen. Dit betekent niet dat de consensus dat Troje in het huidige Turkije ligt, gebaseerd is op gebakken lucht.
U heeft geen last van enige vooringenomenheid merk ik. Heeft u zelf al enig onderzoek gedaan naar de in het boekgenoemde bevindingen. ? Ik weet niet of u zelf academisch bent gevormd maar gezien de talloze bijstellingen van als ooit voor waar aangenomen historische gebeurtenissen , zou ik toch enigzins minder hoog van de toren blazen.